Bel 033 4602302 of mail naar info@spigt.nl

Richtlijn 93/13/EEG. Boetebeding en rentebeding in algemene voorwaarden oneerlijk. Kostenbeding niet oneerlijk.

Hof van Justitie

Het Hof van Justitie heeft bij arrest van 30 mei 2013 als volgt voor recht verklaard:

1.
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd, dat zij, afgezien van de bedingen waarin dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van nationaal recht zijn overgenomen, wat door de nationale rechter dient te worden nagegaan, van toepassing is op een huurovereenkomst voor woonruimte, gesloten tussen een verhuurder die handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit en een huurder die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen.

2.
Richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat:

  • de nationale rechter, wanneer bij hem door een verkoper tegen een consument een vordering is ingesteld over de uitvoering van een overeenkomst en hij op grond van de nationale regels van procesrecht bevoegd is ambtshalve na te gaan of het aan de vordering ten grondslag liggende beding in strijd is met nationale regels van openbare orde, op dezelfde wijze ambtshalve moet toetsen of dat beding uit het oogpunt van de in deze richtlijn gegeven criteria oneerlijk is, wanneer hij heeft vastgesteld dat het beding binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt;
  • de nationale rechter, wanneer hij op grond van de nationale regels van procesrecht bevoegd is ambtshalve over te gaan tot vernietiging van een beding dat in strijd is met de openbare orde of met een dwingende wetsbepaling waarvan de strekking deze sanctie rechtvaardigt, in beginsel, na partijen de gelegenheid te hebben gegeven op tegenspraak hun standpunt kenbaar te maken, ambtshalve moet overgaan tot vernietiging van een contractueel beding waarvan hij het oneerlijke karakter uit het oogpunt van de in de richtlijn gegeven criteria heeft vastgesteld.

3
Artikel 6, lid 1, van richtlijn 93/13 moet aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter die heeft vastgesteld dat een boetebeding in een overeenkomst tussen een verkoper en een consument oneerlijk is, er niet mee mag volstaan, zoals dit op grond van het nationale recht is toegestaan, de hoogte van de ingevolge dat beding aan die consument in rekening gebrachte boete te matigen, maar zonder meer verplicht is dat beding voor de consument buiten toepassing te laten.

Huurovereenkomst

De huurovereenkomst is gesloten tussen [geïntimeerde] als bedrijfsmatige verhuurder en [appellanten] als consumenten. In het boetebeding zijn geen dwingende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van nationaal recht overgenomen. Uit de hiervoor weergegeven antwoorden van het Hof van Justitie volgt dat het boetebeding valt onder het bereik van Richtlijn 93/13 en dat het hof daarom ambtshalve dient te onderzoeken of het boetebeding al dan niet oneerlijk is.

Boetebeding

Het boetebeding is opgenomen in artikel 20.6 van de door geïntimeerde gebruikte, te dezen toepasselijke algemene voorwaarden. Daarover is tussen partijen niet apart onderhandeld in de zin van artikel 3 lid 1 van Richtlijn 93/13. Voorts is het geen kernbeding in de zin van artikel 4 lid 2 van Richtlijn 93/13. Nu de huurder op grond van de algemene voorwaarden een boete verbeurt van € 25,- per kalenderdag voor elke verplichting uit de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene bepalingen die de huurder niet nakomt of overtreedt, de huurprijs niet meer dan € 1.245,- per maand bedroeg en de verschuldigde boetes in beginsel oneindig kunnen oplopen, acht het hof het boetebeding buitenproportioneel, ook al zijn deze boetes slechts bedoeld als prikkel tot nakoming. Het boetebeding is daarom een oneerlijk beding in de zin van artikel 1, aanhef en onder e) van de bijlage van Richtlijn 93/13. Het hof vernietigt het boetebeding ambtshalve en zal de daarop gebaseerde vordering alsnog afwijzen.

Rente

Art. 20.2 van de algemene voorwaarden bepaalt: 'Voor elk geval dat huurder in verzuim is met de tijdige en volledige betaling van een geldsom, is hij 1% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom vanaf de vervaldatum tot aan de dag van algehele voldoening van de hoofdsom. Hierbij wordt een gedeelte van een maand als een volle maand aangemerkt.' Uit hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen volgt dat de huurovereenkomst ook voor wat betreft het rentebeding valt onder het bereik van Richtlijn 93/13. Gelet op de bijlage bij Richtlijn 93/13, art. 1, aanhef en onder e, wordt het opleggen van een onevenredig hoge schadevergoeding wegens het niet nakomen van verbintenissen door een consument aangemerkt als een oneerlijk beding. Het hof is op grond van deze omstandigheid dat het hier gaat om een vaste en aanmerkelijk hogere rente dan de hier te lande geldende wettelijke rente en marktrente, van oordeel dat het rentebeding oneerlijk is in de zin van de richtlijn.

Buitengerechtelijke kosten

Art. 20.4 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:

'Ingeval het tekortschieten bestaat uit de niet tijdige betaling van een geldsom en in verband met de incassering daarvan buitengerechtelijke kosten moeten worden gemaakt, worden deze hierbij bepaald op tenminste 15% van het verschuldigde bedrag met een minimum van € 125,-. Ingeval de buitengerechtelijke incasso door een gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw geschiedt, worden deze bedragen vermeerderd met de door verhuurder aan zijn gemachtigde c.q. raadsman/raadsvrouw over de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigde omzetbelasting”.

Dit beding valt eveneens onder het bereik van Richtlijn 93/13. Dit beding is echter niet oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13, nu dit beding niet een in de bijlage van de Richtlijn genoemd doel of gevolg heeft, en de daarin genoemde kosten de buitengerechtelijke kosten op grond van Rapport Voorwerk II respectievelijk het Besluit buitengerechtelijke kosten niet te buiten gaan.