Bel 033 4602302 of mail naar info@spigt.nl


Algemeen (art. 7:209 BW)

Art. 7:209 BW bepaalt voor alle huurregimes dat van de volgende artikelen over de gebrekenregeling niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken voor zover het gaat om gebreken die de verhuurder bij het aangaan van de overeenkomst kende of had behoren te kennen:

Middenstandsbedrijfsruimte (art. 7:291 lid 1 BW)

De regels over de huur van middenstandsbedrijfsruimte zijn voor het grootste deel van dwingend recht. Art. 7:291 lid 1 BW bepaalt dat van de bepalingen van afdeling 6 ('Huur van bedrijfsruimte') niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken.

Verzoek goedkeuring rechter (7:291 lid 2 BW)

Bedingen die ten nadele van de huurder afwijken van de bepalingen van die afdeling kunnen evenwel, behoudens wanneer het betreft een afwijking van artikel 307, niet op die grond worden vernietigd, indien zij zijn goedgekeurd door de rechter (art. 7:291 lid 2 BW).

Ieder van de partijen kan een zodanige goedkeuring verzoeken. De goedkeuring wordt alleen gegeven indien het beding de rechten die de huurder aan deze afdeling ontleent, niet wezenlijk aantast of diens maatschappelijke positie in vergelijking met die van de verhuurder zodanig is dat hij de bescherming van de onderhavige afdeling in redelijkheid niet behoeft (art. 7:291 lid 3 BW).

Het verzoek bevat, behalve de gronden waarop het berust, de tekst van de goed te keuren bedingen (art. 7:291 lid 4 BW).