Bel 033 4602302 of mail naar info@spigt.nl

Verklaring. Art. 3:37 BW.

Feiten
  1. Verweerster was eigenaar van een aantal aan de [a-straat] te Hengelo gelegen onroerende zaken. Daartoe behoort ook een bedrijvencomplex met 28 nummers tussen 101 en 191.
  2. Op 3 december 2001 heeft verweerster de onroerende zaken verkocht aan betrokkene 1 en betrokkene 2. Betrokkene 1 was indirect bestuurder van Centavos en [betrokkene 2] was gevolmachtigde van zijn broer in diens hoedanigheid van directeur van de vennootschap.
  3. Eveneens op 3 december 2001 is een aanvullende overeenkomst tussen partijen gesloten, inhoudende dat verweerster een recht van terugkoop heeft van al het verkochte tegen een bepaalde prijs en dat het terugkooprecht vervalt indien het niet binnen twaalf maanden na het passeren van de transportakte is uitgeoefend.
  4. Op 14 december 2001 heeft verweerster een huurovereenkomst gesloten met Centavos met betrekking tot enkele panden aan de [a-straat], waaronder de panden aan de [a-straat] 101 en 107. Op deze overeenkomst zijn mede van toepassing de 'Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Kantoorruimte'. Art. 19.1 luidt: 'Vanaf de ingangsdatum van de huur worden alle mededelingen van verhuurder aan huurder in verband met de uitvoering van dit huurcontract, gericht aan het adres van het gehuurde.'
  5. Op 3 juli 2002 is tussen verweerster en Centavos een overeenkomst "Aanvullingen en wijzigingen op de huur- en koopovereenkomsten de dato 14 december 2001" gesloten. In die overeenkomst is het recht van terugkoop verlengd tot en met 13 juni 2008 en is een vaste huurprijs vastgelegd van € 11.800,- per maand tot 13 juni 2008. Art. 4 van de overeenkomst bepaalt onder meer: "Indien verweerster niet tijdig de huurpenningen betaalt, zal Centavos telkens met een tussenpoos van twee weken een aanmaning mogen sturen, behoudens indien dit te wijten is aan verhuurder. Indien Centavos op grond van het vorenstaande in totaal drie maal een aanmaning heeft moeten sturen, hetzij voor dezelfde huurtermijn, hetzij voor verschillende huurtermijnen, zal het terugkooprecht vervallen en dient huurder een marktconforme huurprijs te betalen."
  6. Verweerster heeft diverse malen de huur te laat betaald. Centavos heeft de stichting in verband hiermee meermalen aangemaand;
  7. Het hiervoor in (vi) onder a genoemde postbusnummer is door verweerster als postadres gebruikt vanaf het sluiten van de hiervoor in (iv) en (v) genoemde overeenkomsten. verweerster heeft tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg verklaard via dit postadres huurfacturen te hebben ontvangen.
  8. Bij brief van 21 mei 2003, gericht aan het adres [a-straat] 101 te Hengelo, heeft Centavos aan verweerster medegedeeld dat het recht van terugkoop is vervallen en dat met ingang van mei 2003 een marktconforme huurprijs moet worden betaald.

Verweerster heeft een verklaring voor recht gevorderd dat het recht van terugkoop niet is vervallen, met veroordeling van Centavos om mee te werken aan het effectueren van het terugkooprecht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat van de drie door Centavos aan haar postbus gezonden aanmaningen slechts één aanmaning haar heeft bereikt. De andere aanmaningen hebben haar niet bereikt omdat de postbus tijdelijk en buiten haar schuld door TPG was geblokkeerd en derhalve buiten gebruik was. Volgens verweerster is dus niet voldaan aan de voorwaarde voor het vervallen van het terugkooprecht als verwoord in art. 4 van de overeenkomst van 3 juli 2002.

Rechtbank

De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen op de grond, kort gezegd, dat sprake is geweest van drie aanmaningen van Centavos en dat daarmee de voorwaarde voor het vervallen van het terugkooprecht is vervuld.

Hof

Het hof oordeelde dat geen sprake is geweest van drie aanmaningen die verweerster hebben bereikt, zodat de vorderingen van verweerster toewijsbaar zijn. Hetgeen het hof daartoe in zijn eindarrest heeft overwogen, kan als volgt worden samengevat.

  • Het hof heeft vooropgesteld dat Centavos gelegenheid heeft gekregen duidelijk te maken wat het formele adres of het uit het Handelsregister blijkende correspondentieadres van verweerster was, maar dat Centavos geen relevante informatie heeft verstrekt.
  • Het hof bleef bij zijn oordeel in het tussenarrest van 12 juli 2011 dat de aanmaning van 6 februari 2003 verweerster via de postbus heeft bereikt.
  • Het hof heeft vervolgens overwogen:

'Voordat het hof kan toekomen aan de vraag of het voor rekening van verweerster komt dat andere aan de postbus gerichte aangetekende brieven haar niet hebben bereikt (te weten de niet afgehaalde brief van 8 april 2003 en de wegens opheffing postbus geretourneerde brief van 23 april 2003), dient de vraag te worden beantwoord of dit postbusadres het adres was waarop Centavos de geadresseerde kon en mocht bereiken. (...)

In het tussenarrest van 12 juli 2011 is overwogen dat het beroep op de uitzondering in art. 3:37 lid 3 BW Centavos niet kan baten, nu zij niet tevens heeft gesteld dat de Stichting haar dit postbusadres heeft aangewezen als adres waarop zij bereikbaar is, en dat postbusadres evenmin uit gegevens van het Handelsregister blijkt.

Bij akte heeft Centavos nog een aantal aanvullende producties overgelegd, doch zij heeft het hof niet gewezen op enig stuk waarin de Stichting haar, voor april 2003, het postbusadres heeft verstrekt als adres waarop de Stichting voor Centavos bereikbaar zou zijn. Het hof blijft dan ook bij het oordeel dat er geen plaats is voor het voor risico van de Stichting brengen dat de twee in deze overweging genoemde aangetekende brieven haar niet hebben bereikt."

Cassatiemiddel

Onderdeel 1 klaagt naar de kern genomen dat het hof in rov. 5 een onjuiste maatstaf heeft gehanteerd voor het bepalen van het adres waaraan schriftelijke mededelingen in de zin van art. 3:37 BW kunnen worden gedaan. Volgens het onderdeel heeft het hof ten onrechte geoordeeld dat de geadresseerde dat adres moet hebben aangewezen als adres waarop de geadresseerde bereikbaar is.

Beoordeling

Art. 3:37 lid 3 BW houdt, voor zover thans van belang, in dat een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring, om haar werking te hebben, die persoon moet hebben bereikt. Met betrekking tot een schriftelijke verklaring geldt als uitgangspunt dat deze de geadresseerde heeft bereikt als zij door hem is ontvangen. Het antwoord op de vraag wanneer kan worden gezegd dat een verklaring door de geadresseerde is ontvangen, wordt noch in de wettekst noch in de daarbij behorende toelichting gegeven.

Indien de ontvangst van de verklaring wordt betwist, brengt een redelijke, op de behoeften van de praktijk afgestemde, uitleg mee dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als adres in vorenbedoelde zin kan in beginsel - behoudens andersluidend beding - worden aangemerkt de woonplaats van de geadresseerde in de zin van art. 1:10 BW, dan wel, indien de mededeling een zakelijke kwestie betreft, het zakelijke adres van de geadresseerde, en voorts het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt, bijvoorbeeld diens postbus, e-mailadres of ander adres dat bij recente contacten tussen partijen door de geadresseerde is gebruikt.

Het onderdeel stelt de vraag aan de orde of de door Centavos verzonden aangetekende brieven van 8 en 23 april 2003 verweerster hebben bereikt in de zin van art. 3:37 lid 3, eerste zin, BW. In dat verband is van belang dat deze brieven naar dezelfde postbus ten name van verweerster zijn verzonden als de daaraan voorafgaande aanmaning van 6 februari 2003 die haar - naar de in cassatie onbestreden vaststelling van het hof - heeft bereikt. De aangetekende brief van 8 april 2003 is echter, naar het hof heeft vastgesteld, niet afgehaald en de aangetekende brief van 23 april 2003 is geretourneerd aan de afzender wegens opheffing van de desbetreffende postbus. Volgens het hof is op dit geval de uitzondering van art. 3:37 lid 3, tweede zin, BW niet van toepassing omdat deze postbus niet door verweerster aan Centavos is aangewezen als adres waarop zij bereikbaar is, en dit adres evenmin uit het Handelsregister blijkt.

Het onderdeel voert terecht aan dat de door het hof gestelde eis dat de postbus door verweerster moet zijn aangewezen als adres waarop zij bereikbaar is, niet op de wet berust. Dit brengt mee dat de bestreden arresten niet in stand kunnen blijven en dat de overige klachten geen behandeling behoeven.

Opmerking verdient nog dat - eveneens anders dan het hof heeft geoordeeld - in beginsel moet worden aangenomen dat een schriftelijke mededeling die de geadresseerde heeft ontvangen op een door deze bij recente contacten met de afzender gebruikt postbusadres, hem heeft bereikt als bedoeld in art. 3:37 lid 3, eerste zin, BW.