Bel 033 4602302 of mail naar info@spigt.nl

Begrip

Vermogensschade is schade die in materiële zin wordt geleden.

Vermogensschade en ander nadeel (art. 6:95 lid 1 BW) 

Art. 6:95 BW bepaalt dat de schade die op grond van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding moet worden vergoed, in vermogensschade en ander nadeel bestaat, dit laatste voor zover de wet op vergoeding hiervan recht geeft.

Geleden verlies en gederfde winst (art. 6:96 lid 1 BW)

Vermogensschade omvat zowel geleden verlies als gederfde winst (art. 6:96 lid 1 BW).

Redelijke kosten (art. 6:96 lid 2 en 3 BW)

Volgens art. 6:96 lid 2 BW komen als vermogensschade mede voor vergoeding in aanmerking:

  • redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;
  • redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid;
  • redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.

Art. 6:96 lid 3 BW bepaalt dat art. 6:96 lid 2 BW onder b en c niet van toepassing is voor zover in het gegeven geval krachtens art. 241 Rv de regels betreffende de proceskosten van toepassing zijn.

Handelsovereenkomst (art. 6:94 lid 4 BW)

Art. 6:96 lid 4 BW bepaalt dat, in geval van een handelsovereenkomst als bedoeld in art. 6:119a lid 1 BW of art. 6:119b lid 1 BW, de vergoeding van kosten bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW onder c uit ten minste een bedrag van 40 euro bestaat. Dit bedrag is zonder aanmaning verschuldigd vanaf de dag volgende op de dag waarop de wettelijke of overeengekomen uiterste dag van betaling is verstreken. Hiervan kan niet ten nadele van de schuldeiser worden afgeweken.

Besluit vergoeding voor buitgenrechtelijke incassokosten (art. 6:96 lid 5 BW)

Art. 6:96 lid 5 BW bepaalt dat, bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels worden gesteld voor de vergoeding van kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW onder c.. Van deze regels kan niet ten nadele van de schuldenaar worden afgeweken indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. In dit geval mist art. 241 Rv. eerste volzin toepassing. Deze Algemene Maatregel van Bestuur betreft het Besluit vergoeding voor buitgenrechtelijke incassokosten.

Veertiendagenbrief (art. 6:96 lid 6 BW)

Art. 6:96 lid 6 BW bepaalt dat de vergoeding volgens de nadere regels kan indien de schuldenaar een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, eerst verschuldigd worden nadat de schuldenaar na het intreden van het verzuim, bedoeld in art. 6:81 BW, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van betaling, waaronder de vergoeding die in overeenstemming met de nadere regels wordt gevorderd, vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning (dit betreft de veertiendagenbrief).

Eén aanmaning (art. 6:96 lid 7)

Art. 6:96 lid 7 BW bepaalt dat, indien een schuldenaar voor meer dan een vordering door een schuldeiser kan worden aangemaand als bedoeld in art. 6:96 lid 6 BW, dan dient dit in één aanmaning te geschieden. Voor de berekening van de vergoeding worden de hoofdsommen van deze vorderingen bij elkaar opgeteld.