De huur van woonruimte kan op de volgende manieren eindigen:
- wederzijds goedvinden (art. 7:271 lid 10 BW)
- opzegging door de huurder (art. 7:271 lid 3 BW)
- opzegging door de verhuurder (art. 7:271 lid 3 BW)
- ontbinding als door een gebrek het huurgenot onmogelijk is (art. 7:210 BW)
- ontbinding wegens een tekortkoming (art. 7:231 lid 1 BW)
- ontbinding na sluiting woning door de gemeente (art. 7:231 lid 2 BW)
- overlijden huurder (art. 7:268 lid 6 BW).