Bel 033 4602302 of mail naar info@spigt.nl

Voortzetting huur door medehuurder (art. 7:268 lid 1 BW)

Bij overlijden van de huurder zet de medehuurder de huur als huurder voort. Hij kan de huur binnen zes maanden na het overlijden bij exploot of aangetekende brief opzeggen met ingang van de eerste dag van de tweede maand na de opzegging (art. 7:268 lid 1 BW)..

Voortzetting huur door medebewoner/samenwoner (art. 7:268 lid 2 BW)

De persoon die niet op grond van art. 7:268 lid 1 BW huurder wordt, doch wel in de woonruimte zijn hoofdverblijf heeft en met de overleden huurder een duurzame gemeenschappelijk huishouding heeft gehad (de medebewoner of samenwoner), zet de huur voort gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder; de tweede zin van art. 7:268 lid 1 BW is van toepassing.

De medebewoner of samenwoner zet de huur ook na de zes maanden ook voort, indien de rechter dit heeft bepaald op een daartoe strekkende binnen die termijn ingestelde vordering, en in elk zolang op deze vordering niet onherroepelijk is beslist (art. 7:268 lid 2 BW). Het betreft een vervaltermijn: te laat is te laat.

Limitatieve afwijzingsgronden (art. 7:268 lid 3 BW)

Art. 7:268 lid 3 BW bevat een aantal afwijzingsgronden voor een vordering tot voortzetting:

  1. indien de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de vereisten van art. 7:268 lid 2 BW voldoet;
  2. indien de eiser vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur;
  3. indien het woonruimte betreft waarop hoofdstuk 2 van de Huisvestingswet 2014 van toepassing is, indien de eiser niet een huisvestingsvergunning als bedoeld in artikel 8 van die wet
Analoge toepassing art. 7:267 (art. 7:268 lid 4 BW)

Lid 4, de eerste zin van lid 5 en lid 7 van artikel 267 zijn van overeenkomstige toepassing (art. 7:268 lid 4 BW).

Betaling huur (art. 7:268 lid 5 BW)

Komt vast te staan, dat een persoon ten onrechte een beroep op voortzetting van de huur krachtens dit artikel heeft gedaan, dan blijft hij over de tijd gedurende welke hij het genot van de woonruimte heeft gehad jegens de verhuurder aansprakelijk voor de nakoming van de huur die voor hem zou hebben bestaan als hij huurder was geweest. Heeft meer dan één persoon ten onrechte een beroep op voortzetting van de huur gedaan, dan is ieder van hen jegens de verhuurder hoofdelijk aansprakelijk (art. 7:268 lid 5 BW.

Geen voortzetting huur (art. 7:268 lid 6 BW)

Zijn er geen personen die krachtens dit artikel de huur voortzetten, dan eindigt deze aan het eind van de tweede maand na het overlijden van de huurder. De erfgenamen zijn bevoegd de huur tegen het eind van de eerste maand na het overlijden van de huurder te doen eindigen. Wanneer de nalatenschap van de huurder ingevolge artikel 13 van Boek 4 wordt verdeeld, komt de bevoegdheid van de erfgenamen, bedoeld in de vorige zin, toe aan zijn echtgenoot of geregistreerde partner (art. 7:268 lid 6 BW).

Semidwingend recht (art. 7:268 lid 7 BW)

Van dit artikel kan niet ten nadele van de personen aan wie dit artikel recht op voortzetting van de huur toekent en van de erfgenamen, onderscheidenlijk de echtgenoot of geregistreerde partner, bedoeld in art. 7:268 lid 6 BW, worden afgeweken.

Dwingend recht (art. 7:268 lid 8 BW)

Van artikel 229 leden 1 en 3 kan niet worden afgeweken (Art. 7:268 lid 8 BW)..