Bel 033 4602302 of mail naar info@spigt.nl

Vordering tot beëindiging (art. 7:272 BW)

Huurovereenkomst blijft van kracht na opzegging (art. 7:272 lid 1 BW)

Een door de verhuurder van woonruimte opgezegde huurovereenkomst blijft, tenzij de huurder schriftelijk in de beëindiging ervan heeft toegestemd, na de dag waartegen rechtsgeldig is opgezegd van rechtswege van kracht, tot de rechter onherroepelijk heeft beslist op een vordering van de verhuurder ex art. 7:272 lid 2 BW (art. 7:272 lid 1 BW).

Vordering tot beëindiging (art. 7:272 lid 2 BW)

De verhuurder kan, indien hij zes weken na de opzegging niet van de huurder een schriftelijke mededeling heeft ontvangen dat hij in de beëindiging van de huurovereenkomst toestemt, op de gronden vermeld in de opzegging vorderen dat de rechter het tijdstip zal vaststellen waarop de huurovereenkomst zal eindigen (art. 7:272 lid 2 BW).

Beslissing rechter (art. 7:273 BW)

De rechter neemt, bij zijn beslissing op de vordering volgens art. 7:272 lid 2 BW, uitsluitend de in de opzegging vermelde gronden in aanmerking (art. 7:273 lid 1 BW).

  • Als de rechter de vordering van de verhuurder afwijst, wordt de overeenkomst van rechtswege verlengd. De rechter beslist of de overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor een door hem vast te stellen bepaalde tijd wordt verlengd (art. 7:273 lid 2 BW).
  • Als de rechter de vordering toewijst, stelt hij tevens het tijdstip van ontruiming vast. De toewijzing geldt als een veroordeling tot ontruiming tegen dat tijdstip (art. 7:273 lid 3 BW).